poorten en torens

Rondom het stadscentrum van Bree lag van de 12de eeuw tot 1870 een diepe gracht, een aardenwal en 4 stadspoorten. De gracht en de wallen bevonden zich tot 1870 op de plaats van de huidige (kleine) ring. De poorten dragen vandaag nog steeds hun middeleeuwse benaming: de Gerdingerpoort, de Nieuwstadpoort, de Kloosterpoort en de Opitterpoort.

Het grondplan van de Gerdingerpoort werd gevormd door middel van kasseitjes in het wegdek. De poort bestond uit een rechthoekig poortgebouw met een inrijpoort. Het hoekhuis, huisnummer 23, werd in 1702 gebouwd door Lenaert Soenen. De Nieuwstadpoort gaf toegang tot de wijk Nieuwstad die op het grondgebied Gerdingen gelegen was. De Kloosterpoort was een hoefijzervormig gebouw met een inrijpoort. Het grondplan is ook in kasseitjes weergegeven in het wegdek.

De Opitterpoort bestond uit twee hoefijzervormige torens. Er was wel een zeer smalle doorgang. In de middeleeuwen waren de mensen en dieren een stuk kleiner dan nu. Het witte huis links als je de Opitterstraat in kijkt heeft een verzwaarde gevel om de druk van de aarden stadswal op te vangen. De oude voorgevel ligt in de Opitterstraat. Centraal is nog duidelijk het deurgat te zien met links een overschilderd huisnummer. In de zijgevel van dit witte huis, tegen de zaak op nummer 30, staat een stempelhokje voor de nachtwacht.

Op de wal stond een muur met torens en rondelen. Van deze torens zijn soms nog restanten te zien. De Witte Toren is, net als enkele poorten, aangeduid in het wegdek. Ter hoogte van de voormalige filmzaal werd ook een rondeel in kasseitjes aangeduid in het wegdek. Op de hoek van de Stationswal en de Hoogstraat vind je de vroegere Verwerstoren, herkenbaar door een hoefijzervorm. Deze toren deed in vredestijd dienst als werkplaats voor het wassen en verven van lijnwaad. Hier was oorspronkelijk geen stadspoort. De doorgang werd pas in het begin van de 19de eeuw gecreëerd na aanleg de Zuid-Willemsvaart.

Tot slot zijn er nog de restanten van de Grauwe TorenDeze Toren wordt ook wel Everaertstoren genoemd. Ze werd een eerste keer opgegraven in 1944 door de studentenvereniging “Frisse Heikracht” en opnieuw vrijgelegd in 1984. Het was een verdedigings- en uitkijktoren op de oude stadswal en gedeeltelijk gebouwd in de gracht. De kelder deed ook dienst als gevangenis.